top of page

Sociale vergelijking

 

De associatie van het ideaalbeeld om dun te zijn met een negatieve body image wordt deels gemedieerd door sociale vergelijking (β=0,40; P<0,001) (Blowers et al., 2003). Sociale vergelijking heeft een positief effect op body dissatisfaction (d=0,77; p<0,001) (Myers & Crowther, 2009) en draagt dus bij aan het ontstaan van een negatieve body image. De sociale vergelijkingstheorie van Festinger (in Myers & Crowther, 2009) veronderstelt dat sociale vergelijking bewust wordt ingezet om een gezonde ontwikkeling te stimuleren. Dat zou betekenen dat adolescente meisjes zich vergelijken met zowel dikkere als dunnere lichamen om een gezonde body image te stimuleren. Opmerkelijk is dat dit in het geval van uiterlijk niet gebeurt, maar dat meisjes zich, ondanks de negatieve consequenties, herhaaldelijk vergelijken met het ideaalbeeld van de dunne vrouw (Myers & Crowther, 2009).
Het effect van sociale vergelijking op body dissatisfaction wordt gemodereerd door leeftijd (p<0,001) (Myers & Crowther, 2009). Adolescente meisjes zijn dus gevoeliger voor sociale vergelijking dan volwassen vrouwen. Het mediagebruik van jongeren neemt in de adolescentie aanzienlijk toe: in het voortgezet onderwijs maakt 70% van de jongeren gebruik van sociale media als Facebook en Twitter ten opzichte van 25% in het basisonderwijs (Looze, 2013). Terwijl adolescente meisjes dus in toenemende mate geconfronteerd worden met het ideaalbeeld dat in de media weerspiegeld wordt, ondervinden zij in de puberteit een gewichtstoename die hen verder verwijderd van dit ideaalbeeld. Deze processen maken hen extra gevoelig voor het bediscussiëren en bekritiseren van het lichaam en/ of gewichts-gerelateerd pestgedrag (Myers & Crowther, 2009). 

 

Sociale vergelijking onder adolescenten kan onderverdeeld worden in de vergelijking met mediamodellen en de vergelijking met leeftijdsgenoten (Carey, Donague & Broderick, 2014). De associatie van het geïnternaliseerde ideaalbeeld en beide vormen van vergelijking is ongeveer even sterk (d=0.53 en d=0.60; p<0,001). De associatie van de vergelijking met leeftijdsgenoten en een negatieve body image is echter aanzienlijk sterker (d=0.55, p<0.001) dan de associatie van de vergelijking met mediamodellen en een negatieve body image (d=0.21, p<0,001) (Carey, Donague & Broderick, 2014). De invloed van leeftijdsgenoten op het ontstaan van negatieve body image blijkt dus te verlopen via sociale vergelijking. Met name de meisjes die vroeg in de puberteit raken, lopen het risico om zich herhaaldelijk te vergelijken met leeftijdsgenoten en een negatieve body image te ontwikkelen.
 

bottom of page